Het is een gotspe hoe de overheid omgaat met hernieuwbare energie in de BENG-toetsing. Afgelopen week moest ik weer een EnerPHit-renovatie ombouwen naar een slechtere specifieke netto warmtevraag van 25 kWh/m2a naar 67 kWh/m2a. Ik baal ervan dat we geen passiefhuisrenovatie met lowtech-installaties kunnen uitvoeren, omdat je dan geen Energie Prestatie Vergoeding (EPV) kunt aanvragen. Waar ligt dit aan? Vooral aan het feit dat in alle kamers een verwarming aangelegd moet worden volgens de ISSO 82,1 anders worden die kamers aangemerkt dat ze het hele stookseizoen op 20 gr wordt gehouden met een elektrische kachel. Dit verhoogt het berekende energiegebruik aanzienlijk, zelfs als deze ruimtes in de praktijk nauwelijks verwarmd hoeven te worden. Wil je dit probleem oplossen dan moet je de installatie flink uitbreiden wat ten koste gaat van de EnerPHit renovatie. Een warmtepomp voor de hele woning te verwarmen en warm water zijn de kosten veel hoger dan een airco met een elektrische boiler die over het hele jaar stroom kan gebruiken van de PV panelen. Om aan de EPV te voldoen wordt je door de kosten in de richting van de installaties getrokken en ga je slechtere bouwkundige maatregelen nemen.

Bij renovaties wil je graag onder de 43 kWh/m2a komen om een lagetemperatuurverwarmingssysteem te kunnen aanbrengen. In een EnerPHit-renovatie doe je dat door: triple glas, een U-frame waarde zo laag mogelijk, balansventilatie met WTW, hoge luchtdichtheid en isolatie van de begane grondvloer en het dak. De gevel wordt alleen voorzien van na-isolatie van de spouw om de kosten laag te houden. Vaak is dat ook niet veel oppervlakte, behalve bij woningen uit de jaren ’80. Dit geeft een specifieke netto warmtevraag van 25 kWh/m2a, zodat ik alleen een warmteopwekker nodig heb in de woonkamer, zoals een kleine airco van 1500 W. ISSO 82.1 zegt dat je overal verwarming moet maken ongeacht of je veel of weinig warmtevraag hebt na de renovatie.

Ons idee blijft: als je iets doet, doe het dan goed. Maak het direct goed nu zodat je de komende 30 jaar niet meer erbij hoeft.

Vaneg woning met weinig spouwmuren en ’80 jaren woning met veel spouwmuur

Het wordt volgens de voorwaarden van de EPV makkelijker gemaakt om meer warmtevraag te gebruiken, vooral voor kleinere woningen wordt de eis verhogen als de compactheid slecht is. Ons project had voor de tussenwoningen een compactheid van 1,6 en voor de kopwoning 1,96. Dat geeft dus een eis van ≤ 43 + 40 x (Als/Ag – 1) = 67 kWh/m2a en 81,4 kWh/m2a. Dan werkt de LT-verwarming niet meer, zie de metingen en onderzoeken uit de standaard- en streefwaarden van Nieman. Met de warmtepomp ga je dan naar 55 gr toevoer met de bestaande radiatoren om comfort op peil te houden.
Met HR++ glas in oude kozijnen, geen aandacht voor luchtdichtheid en mechanische afzuiging met CO2 meting kan je de voorwaarde voor de netto warmtevraag binnen de EPV al halen. Gelukkig blijft in ons project de balansventilatie met een extended cascadesysteem wel behouden.

EPV Voorwaarden

Het aantal PV panelen is afhankelijk van het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik van een gebouw. Warmtepompen worden hierin als bijzonder gunstig beschouwd, omdat zij warmte uit een hernieuwbare bron (de lucht, bodem of water) benutten. Het hernieuwbare aandeel wordt berekend op basis van de verhouding tussen:
– Hernieuwbare energie (door de warmtepomp geleverd).
– Totale energiebehoefte (inclusief de warmtevraag en elektriciteit voor de warmtepomp zelf)
Hoe hoger de warmtevraag, hoe meer energie de warmtepomp moet leveren. Omdat warmtepompen een relatief hoog rendement hebben (COP-waarde), wordt een groot deel van deze geleverde warmte beschouwd als hernieuwbare energie. Dit heeft de volgende implicaties:

  1. Relatief aandeel stijgt met meer warmtevraag:
    Bij een grotere warmtevraag produceert de warmtepomp meer “hernieuwbare energie”. Daardoor stijgt het hernieuwbare aandeel in BENG 3, wat de score verbetert.
    Paradoxaal genoeg wordt een gebouw met een hogere warmtevraag soms als beter beoordeeld, ondanks dat het absoluut gezien meer energie verbruikt.
  2. Lage warmtevraag benadeeld:
    In zeer goed geïsoleerde gebouwen met een lage warmtevraag hoeft de warmtepomp minder te werken. Hierdoor levert het systeem relatief minder hernieuwbare energie, wat de BENG 3-score negatief beïnvloedt.

Wat zijn dan de onbedoelde effecten?

  • Het stimuleert een hogere warmtevraag: Opdrachtgevers en adviseurs willen eerder systemen met een hogere warmtevraag (EH;nd) om zo makkelijker aan de BENG 3-eis te voldoen. Dubbel glas, mechanische afzuiging met CO2 en geen aandacht voor luchtdichtheid leveren een hogere specifieke netto warmtevraag. Dat mag ook in de EPV-eis zoals hierboven omschreven. De BENG 2-eis (primair energiegebruik (EWEPtot) uitgedrukt in kWh/m2a) wordt dus gecompenseerd door de grote warmtepomp.
  • Geen focus op energiebesparing: De nadruk op hernieuwbare energie in plaats van reductie van de warmtevraag kan leiden tot minder aandacht voor maatregelen zoals isolatie en kierdichting. Er wordt veel energie “omgezet” waarover belasting betaald moet worden, wat ook netcongestie oplevert. Waar zijn we mee bezig?

Lastige EPV-berekening.
Zonder een hoge BENG 3-score (wat resulteert in een lagere BENG 2) kan een woning moeilijk in aanmerking komen voor de EPV, wat investeringen in hoogwaardige renovaties financieel minder aantrekkelijk maakt. Een EnerPHit-renovatie vraagt dus 1,5 keer meer fotovoltaïsche panelen dan een renovatie met een hoge warmtevraag vaak is er onvoldoende dakoppervlak hiervoor.

EnerPHit renovatie bij woningen in Vorden

EnerPHit renovatie in Vorden, zonder Energie Prestatie Vergoeding.

Wat zou er moeten veranderen?

  1. BENG-systematiek aanpassen:
    • Minimale eis voor hernieuwbaar aandeel loslaten voor lage-energiegebouwen: Gebouwen met een zeer lage warmtevraag (bijvoorbeeld <15 kWh/m²a) zouden automatisch een betere score kunnen krijgen, omdat ze intrinsiek duurzaam zijn.
    • Focus op netto warmtevraag en BENG 2: Meer gewicht leggen op de totale energiebesparing en CO₂-reductie, in plaats van het aandeel hernieuwbare energie.
  2. EPV aanpassen:
    • Lager energiegebruik belonen: De EPV zou expliciet rekening kunnen houden met de werkelijke energievraag en eenvoudige installatie toelaten.
    • Innovatiever rekenmodel: EPV-criteria aanpassen zodat zeer energiezuinige renovaties, zoals EnerPHit, niet worden benadeeld.
  3. Compensatiemechanismen:
    • EnerPHit-certificering erkennen: EPV- of BENG-eisen versoepelen voor projecten die voldoen aan passiefhuisnormen, zoals EnerPHit.
    • Alternatieven stimuleren: Subsidies of belastingvoordelen koppelen aan lage energievraag in plaats van hernieuwbare energieproductie.
  4. Bespaarde energie waarderen:
    • Een orthodoxe manier is de bespaarde energie van een WTW mee te nemen in hernieuwbare energie. Immers, de WTW heeft 200 kWh/a nodig om 4500 kWh/a te besparen. Lastig, maar zeker niet onoverkomelijk.

Waarom is dit belangrijk? 

EnerPHit-renovaties spelen een cruciale rol in het verduurzamen van de bestaande bouw, vooral bij oudere woningen met een hoge energievraag. Het ontmoedigen van zulke renovaties door onlogische regelgeving schaadt zowel de duurzaamheid als de betaalbaarheid van de energietransitie. Grote warmtepompen vereisen bovendien grotere aansluitvermogens. Terwijl bij een EnerPHit-renovatie onder de -5°C overdag de verwarming uit kan en passieve zonne-energie de verwarming overneemt. De zon schijnt in de winter namelijk met 1000 W/m2 op de gevel. Je hebt dus veel lager vermogen nodig. Een 1500 W thermisch vermogen lucht-lucht warmtepomp kan het huis al verwarmen en in de zomer koelen. Als zulke kleine warmtepompen of elektrische verwarming niet mogelijk zijn binnen de huidige regelgeving, wordt EnerPHit onnodig duur en financieel niet haalbaar. Maar voor de gelijktijdigheid van de verwarming bij een hoge warmtevraag moeten we nu wel €15.000 investeren in het elektriciteitsnet.